Als u ook vindt dat met de wespentaille en de hoge boezem in de mode de mooiste vormen al werden bedacht dan moet u beslist naar het modemuseum in Antwerpen. Daar worden nu japonnen, jasjes, korsetten en crinolines, accessoires en nog veel meer getoond die de Nederlandse Jacoba de Jonge verzamelde en die een periode van 1750 tot 1950 in vrouwenkleding beschrijven. Accuraat en dromerig mooi tegelijk.
[ad#ad1]
Een 19 de eeuwse japon vormt een verhaal op zich, de manier waarop hij de vrouw ‘vorm geeft’ vertelt hoe ze hoorde te leven. Het is dan ook niet moeilijk om de fascinatie voor de vrouwenkleding uit voorbije tijden van verzamelaarster Jacoba de Jonge en curatoren van de tentoonstelling Karen Van Godtsenhoven en Wim Mertens te begrijpen.
Topstukken bracht mevrouw deJonge samen, al vanaf haar zestiende is ze ermee bezig. Ze studeerde rechten maar bleef haar eerste belangstelling haar hele leven trouw. Een trouwjurk van een oudtante vormde de basis voor haar latere collectie. ,,Ik mocht hem als jong meisje eens aantrekken, zoiets is een beleving, de jurken van rond de vorige eeuwwisseling bepalen je hele houding en je zijn”, vertelt ze erover. Curator Wim Mertens vult aan, ,,het vergde behoorlijk wat aanpaswerk aan de bustes, de tailles versmallen en de boezems aanvullen, om de jurken op de juiste manier te kunnen mannequineren.”
Zeker in de 18 de en 19 de eeuw werd het modebeeld door het Hof bepaald. Vorsten en vorstinnen en hun hofhouding etaleerden hun kostuums tijdens publieke optredens en aristocratie en burgerij spiegelden zich daar zo goed als mogelijk aan. Mode was voor de onderdanen vooral een kwestie van volgen en niet van trendsetten. En het proletariaat had hen al helemaal het nakijken. Keizerin Elisabeth van Oostenrijk bijvoorbeeld, beter bekend als Sisi, ontving jaarlijks 100.000 gulden voor kleding en kleine uitgaven. Ter vergelijking, een werkman kon met twaalf tot veertien uur per dag werken een jaarsalaris van driehonderd gulden verdienen en vrouwen kregen slechts de helft van dit bedrag.
Pas in de 19 de eeuw werden voorname vrouwen echt uit hun boudoirs bevrijd en gingen ze een eigen leven leiden dat op zijn beurt een impuls aan het modebeeld gaf. Het bekendste Parijse modehuis ‘Au Bon Marché’ zette de toon. Vrouwen legden visites af, gingen winkelen en door de stad kuieren, zelfs sporten. Elke bezigheid vereiste een geëigende outfit en die zijn allemaal in de collectie terug te vinden.
Assistentie gevraagd
De tentoonstelling laat een stuk of honderd silhouetten uit de 2500 stukken rijke verzameling zien. Alles in een fotodecor dat helemaal de sfeer van toen oproept, aan de wanden foto’s van dames, flanerend, met of zonder kinderwagen, fietsend, in de automobiel of te paard, wandelend in de bergen of onder de parasol verscholen op het strand.
De tentoonstelling opent met zes duo’s van japonnen waarbij de ene het model was voor de andere. De eerste jurk profileert zich met een bijzonder verfijnde snit en materiaal, de goedkopere is dan een iets minder geraffineerde versie. Waarin het raffinement van de eerste precies zit verscholen, is vaak een kwestie van aanvoelen, meent Wim Mertens, eerder dan dat je het gevat kunt omschrijven.
Deze japonnen met queue doen al meteen de onderliggende ’techniek’ veronderstellen, korsetten en crinolines zijn dan ook geëxposeerd. Het is bekend dat dames van stand zich tot een eindje in de twintigste eeuw niet zonder assistentie konden kleden.
Maar gelukkig werden de vrouwen niet van de ochtend tot de avond ingesnoerd. Tot de middag verbleven ze vaak thuis en werkten ze hun ontvangsten en bezigheden af in een deshabillé. De matinée uit fragiele materialen, als zeg maar zijdesatijn, en met kostbare versieringen van kant en borduurwerk zijn even goed een streling voor het geïnteresseerde oog.
‘Dame souffrante’
Bij de meeste vrouwen volgden de zwangerschappen elkaar op, vertelt curator Karen Van Godtsenhoven. Over ‘die toestand’ werd echter in alle talen gezwegen en de japonnen dienden de zwangerschap dan ook zo lang mogelijk aan het oog te onttrekken. Het begrip ‘une dame souffrante’ verwees vooral naar de ongemakken en het risico die ermee waren verbonden. Vaak werden japonnen voor de zwangerschap vermaakt, ter hoogte van de buik verwijd of zelfs gewoon omgedraaid zodat de queu vooraan kwam te zitten.
Honderd en meer jaren terug hadden mensen een groot besef van duurzaamheid en spaarzaamheid en ze recupereerden voortdurend de kostbare stoffen en materialen in aangepaste modellen. Heel lang bleef de snit trouwens nagenoeg ongewijzigd, de robe à l’anglaise en de robe à la française bleven ruim zestig jaar bestaan.
Ook werd een japon omgetoverd voor een andere bestemming, een jurk met mouwen om mee te wandelen werd ’s avonds van zijn mouwen ontdaan en dankzij een feestelijke versiering kreeg hij de allure van een avondjurk.
Voor hun sportieve bezigheden hadden de dames een niet minder fraaie garderobe, van amazonekostuums met prachtige getailleerde jasjes over tenniskleding tot zwierige rokken voor wandelingen. Vlak voor de 20ste eeuw gingen vrouwen fietsen, eerst enkel de excentrieke types maar later volgden de massa en de mode.
Naarmate meer burgervrouwen gingen reizen, evolueerde ook de zomermode. Lichtere stoffen werden al langer gebruikt, nu kregen de jurken een meer vloeiende en speelse snit en werden ze in wit of beige tinten uitgevoerd. De snoezige japonnen flatteerden de dames enkel bij informele gelegenheden als picknicks of strandwandelingen, ’s avonds bleef de formele dresscode gelden.
De tentoonstelling ‘Een leven in mode’ laat de romantische buitenkant van een vrouwenleven zien en illustreert de talrijke vormvereisten die haar werden opgelegd. Ze vormt de schitterende aanleiding om klassiekers in de wereldliteratuur te herlezen, de getourmenteerde Anna Karenina of Eline Vere krijgt in uw verbeelding de mooiste jurken aangepast.
‘Een leven in mode – Vrouwenkleding 1750-1950 uit de collectie Jacoba de Jonge loopt nog tot 12 augustus in het Antwerpse Modemuseum.
[ad#ad3]