‘It’s only a sort walk’, sprak de oude Sultan Muhammed Khan, waarna Eric Newby en zijn reisgenoot Hugh Carless zeven uur moesten trekken om hun volgende verblijfplaats te bereiken. Deze onderschatting sloop in de titel van het verslag van de drie weken lange trektocht doorheen een bergketen in het noordoosten van Afghanistan, de Hindu Kush. De Britse reiziger en schrijver Newby (1919-2006) verstaat als geen ander de kunst van het understatement en zet zo de toon van het schitterende reisverslag uit 1956.
Een eigenaardigheid in de reisverhalen van Eric Newby is dat hij steeds nauwgezet portretteert hoe mensen gekleed zijn. In Afghanistan levert dat een heel aparte catalogus op. Dat Newby er zo attent voor is, heeft te maken met de twintig jaren die hij in de mode-industrie werkte. Zijn vader was kledingfabrikant en zijn moeder was model voor het Londense luxe warenhuis Harrods.
‘A short travel in the Hindu Kush’ begint met de verfijnd grappige beschrijving van Newby’s eigen professionele bezigheden in Mayfair.
Het lijkt een heel grote stap van Londen naar het ongepolijste gebergte in Afghanistan. Maar het tegendeel is waar, een enkele telegram naar Hugh Carless, diplomaat en latere reisgezel volstond. Newby stuurde ‘Can you travel Nuristan june?’ naar de Britse ambassade in Rio de Janeiro, de toenmalige post van Carless. Het laconieke antwoord ‘Of course, Hugh’, beslechtte de kwestie.
Het tweetal oefende even op bescheiden kliffen in Wales en vertrok naar Centraal Azië. Tot Istanboel reisde Newby’s vrouw Wanda Skof met hem mee. Hij was met de Sloveense Wanda Skof getrouwd nadat ze hem uit gevangenschap in de Apennijnen had bevrijd. Newby was daarin verzeild geraakt toen hij als Brits militair tijdens de tweede wereldoorlog door de Italiaanse fascisten werd gevat.
Via Perzië, de latere diplomatieke post van Carless, bereikte het tweetal Afghanistan. Zo avontuurlijk als die reis al was, had ze ontradend kunnen werken. Maar Newby en Carless waren vastbesloten om in de Hindu Kush, de westelijke uitloper van het Himalaya gebergte, rond te trekken en de Mir Samir te beklimmen. Mir Samir is een ruim 6 000 meter hoge berg die in de regio als niet te beklimmen werd beschouwd. Niettemin werd hij in 1959, drie jaar na de pogingen van Newby en Carless, bedwongen.
Tweehonderd meter van de top
Dat ze er zelf niet helemaal in slaagden, al scheelde het slechts een paar honderd meter, maakt hun poging niet minder verdienstelijk. Met de rudimentaire voorbereidingen die ze zich veroorloofden, mag het een wonder heten dat ze zich in de onherbergzame regio konden handhaven.
Bovendien had de vestimentaire uitrusting van deze amateur bergbeklimmers heel weinig om het lijf, vergeleken bij het gesofisticeerde gerief waarmee men zich vandaag tegen een gure omgeving beschermt. Newby droeg bijvoorbeeld een soort vilthoed om zijn hoofd tegen de brandende zon te beschermen en Carless had een muts van de Pathanen. Bergschoenen waren weliswaar in Italië op maat gemaakt maar bleken op het terrein de voeten onherkenbaar te verminken. Als ze over gletsjers trokken, droegen ze wantjes waarin ijssplinters als glasscherven binnendrongen.
De lichamelijke kwellingen vormen dan ook een vast onderdeel van het verhaal, eerder als onvermijdelijke en erbij horende ongemakken die hen op geen enkel moment van hun reisdoel af brachten.
Tijdens de eerste poging langs westelijke zijde van de berg om de Mir Samir te beklimmen, komen ze in een hachelijke situatie op een griezelige bergrichel terecht. Maar het uitzicht over de vallei en de meren deed Newby en Carless besluiten dat ze ongelooflijk blij waren dat ze de tocht maakten, er zijn van die beelden die ze niet hadden willen missen. “The fact that we were roped together and had one another’s lives in our hands, produced in me a feeling of great affection for Hugh, this tiresome character who had led me to such a spot.”
Afghanistan heeft blijkbaar de meest uiteenlopende landschappen, boomgaarden, zachtglooiende valleien met weiden, lieflijke bloemen, prachtige vlinders en vredig grazend vee. Maar meestal trokken Newby en Carless over een ondergrond van steenpuin, keken ze tegen steile hellingen aan en ondergingen ze de meest extreme temperaturen.
In dat decor ontmoetten ze mensen, armtierige dorpsbewoners of nomadische mannen die hun kuddes naar hogere gebieden in de bergen brengen. Newby toont zich bijzonder gevoelig voor hun harde lot. Kinderen zien er ondervoed uit en spelen bij gebrek aan speelgoed of school gevaarlijke spelletjes met elkaar. Meisjes en jonge vrouwen zijn bloedmooi maar door het harde werk op het land zijn ze halfweg de twintig versleten.
De ruwe, desolate omgeving maakt de mannen hard en verwilderd. ‘Aruk was a handsome man but, like most of the people we had so far seen, with the same mad look of barely-controlled savagery’, schrijft Newby.
‘A short walk in the Hindu Kush’ van Eric Newby is in heerlijk mooi Engels geschreven. Newby moet trouwens behalve met de fotocamera ook druk met het notitieboekje in de weer zijn geweest om al zijn fijnzinnige observaties en gedachten bij te houden. Zo ontstond het ingehouden verhaal over een spectaculaire reis, geïllustreerd met sfeervolle zwart wit foto’s van de reizigers zelf, het landschap en Afghanen.
Virtuele tentoonstelling
Een virtuele tentoonstelling van de Royal Geographical Society ‘What the traveller saw’ markeert de honderdste verjaardag van de geboorte van de voormalige reisjournalist van ‘The Observer’. Ze toont beelden die Newby tijdens deze en andere reizen maakte. De Royal Geographical Society sloot de tentoonstelling op 5 maart 2020. De beloofde online presentatie is niet terug te vinden. Gelukkig biedt The Guardian nog een beperkte selectie van foto’s van Eric Newby.
https://www.rgs.org/geography/news/what-the-traveller-saw/
‘A short walk in the Hindu Kush’ van Eric Newby is in 2010 opnieuw uitgegeven bij HarperCollins Publishers. De paperback telt 256 blz. en kost 11,95 euro. EAN 9780007367757
[whohit]ShortWalk_Newby[/whohit]