donderdag 1 april 2010 – (Marleen De Geest) – Wetenschappers moeten voor tweehonderd procent voor hun vak gaan, zo wordt nog steeds gedacht in academische middens. Van vrouwen die hardop bekennen dat ze hun werk ook met andere verantwoordelijkheden moeten combineren, wordt dan ook gedacht dat ze niet voldoende toegewijd zijn. Een van de redenen waarom er zo weinig vrouwelijke hoogleraren zijn, aldus de Nederlandse experte in gendervraagstukken prof.dr. Yvonne Benschop.
[ad#ad1]
Vice-rector van de KULeuven Karen Maex voert al jaren een gelijke kansen beleid voor de organisatie, niettemin blijft het aantal gewone hoogleraren rond de negen procent schommelen. In sommige faculteiten is de toestand helemaal beroerd, zo is er binnen het Hoger Instituut voor de Wijsbegeerte geen vrouwelijke hoogleraar te bekennen.
Beschouwend van aard als dat mannenbolwerk is, zetten het een studienamiddag over de ‘academische ladder voor vrouwen’ op. Daarvoor werd dr. in de politieke wetenschappen Yvonne Benschop uitgenodigd. Zij is verbonden aan de Radboud Universiteit van Nijmegen, gender en diversiteit in organisaties vormen haar onderzoeksdomein. In opdracht van de Vlaamse gemeenschap was ze al betrokken bij projecten voor gendermainstreaming in het human resources beleid.
Dat er in de academische wereld weinig vrouwen doorstromen wijten veel mannelijke academici aan de vrouwen zelf, beweert Benschop. ‘Vrouwen zouden er gewoon niet voor kiezen.’ De genderexperte zou die uitleg wel anders lezen. Vrouwen beantwoorden niet aan het profiel dat wetenschappers aan zichzelf toekennen. Een wetenschapper wordt geacht tweehonderd procent voor zijn vak te gaan. En voor de ‘oude garde’ die volgens het kostwinnersmodel functioneerde was dat nog mogelijk ook.
Vandaag maakt Benschop twee kanttekeningen. Eerst en vooral wordt over prestaties teveel in ‘uren’ gedacht, te weinig aandacht gaat naar efficiëntie. Bovendien is het ook voor mannen niet meer houdbaar om een dergelijke onevenwichtige work life verdeling aan te houden.
De vereisten zijn dus achterhaald en schrikken onnodig jonge mensen af die werk en privé wel in balans wensen te brengen.
Ook over de organisatie van het werk wordt nog in stereotypen gedacht, aldus Benschop. Zo wordt veel verwacht van een buitenlandse academische opdracht. Maar als de partner ook een carrière heeft, is dat niet makkelijk te realiseren, meent ze. Dat is niet echt problematisch omdat er voldoende alternatieven zijn, korte werkbezoeken, congressen en alle mogelijkheden van het internet.
Vandaag voert de academische wereld een ‘schaarbeleid’, op lagere niveaus zitten een grote hoeveelheid vrouwen, die weggeknipt blijken te zijn als men hogerop gaat.
Volgens Benschop vormen quota het enige antidotum. Een selectiecommissie waarin voldoende vrouwen zetelen dient over de doorstroming te waken en te protesteren als er weinig vrouwen worden aangeworven. Een shortlist die een gering aantal vrouwelijke kandidaten bevat moet gewoon worden teruggestuurd, aldus Benschop.
De universiteit heeft er heel wat bij te winnen als ze ook de andere helft van het aanwezige talent benut. De sfeer wordt beter en collegialer maar vooral zouden heel andere onderzoeksvragen worden gesteld.
Bron: Campuskrant KULeuven
[ad#ad3]