We leven in een ‘volwassen’ maatschappij, dat weten we dankzij twee enquêtes die de middenmoot van de leeftijdscohorten centraal stellen. Kinderen, daar kun je wel eens spijt van krijgen en echt bejaarde mensen zet je maar beter op een ijsschots zodat ze rustig naar hun sterfplek kunnen afdrijven.
Een mooie traditie trouwens van de Inuits, alleen wij leven niet in de eeuwige sneeuw en er zijn geen ijsschotsen voor handen.
Zijn we het er daarom roerend over eens dat het leven heel ver moet worden opgerekt en alle ouderen nog uitvoerige medische behandelingen moeten krijgen? Neen, natuurlijk niet.
Zijn alle mensen even blij met hun kinderen? Al evenmin.
Hebben we enquêtes nodig om dat te beseffen? Zo mogelijk nog minder.
Het leven is overweldigend voor mensen en op cruciale momenten tekent dat gevoel zich scherper af dan anders. We kunnen het nooit helemaal en helemaal nooit naar onze hand zetten, zoveel is zeker.
We ploeteren en modderen, genieten en hopen, voelen ons beresterk en tegen alles opgewassen en dan weer zwak en kwetsbaar. Zo gaat dat nu eenmaal.
Of zoals de Franse filosoof en schrijver Albert Camus (1913-1960) het schrijft, moeten we zoals Sisyphus onophoudelijk een zware steen de berg oprollen waarna hij weer neerwaarts gaat en het werk herbegint. Er is geen hoop maar we mogen wel van het leven houden.
In ‘La Peste’ laat Camus dokter Rieux onvoorwaardelijk de zieken bijstaan. ‘Zonder de onredelijke ambitie te hebben de mensheid te redden, wil hij ze wel dienen.’
Iedereen heeft dan ook voor zichzelf het recht om uit te maken hoe zij/hij omgaat met de absurditeit van het leven, hoe ver hij het drijft, of hij kinderen voor dezelfde opdracht wil zetten, wanneer hij afhaakt of doorzet.
Maar laat het een individuele keuze blijven, al dan niet bijgestaan door wijs advies. Laten we er vooral geen maatschappelijk standpunt van maken.
Dat slaat namelijk nergens op. Mensen worden bevraagd over levenskwesties en moeten een antwoord uit hun mouw schudden dat onvermijdelijk op speculatie berust. Hoe zou het zijn zonder kinderen terwijl ik er toch heb? Vroeger zouden we het ’toogpraat’ hebben genoemd, vandaag zal het wel ‘Facebooktalk’ zijn.
Er is zoiets als de volheid van het leven die je per definitie nooit helemaal kunt vatten. Misschien, maar dat weten we bij leven niet, wel op het allerlaatste ogenblik. Een mens kan daarom niet anders dan keuzes maken, de gevolgen hanteren en ook al eens de dingen nemen zoals ze op zijn pad komen. Daar hebben we geen vragenlijsten voor nodig. Percentages, gemiddelden en gemene delers geven geen richting aan het eigen bestaan.
Niet voor niets staat in ‘Tao Te Ching’, het Boek van de Weg en de Deugd, ‘Zelden is het dat diegene die het hout hakt in de plaats van de houthakker niet in zijn eigen handen snijdt’.