Een dienster die een verhouding heeft met een man uit de klasse waarvoor ze werkt. Niet lang na de eerste wereldoorlog kon je dat wellicht geen uitzonderlijke situatie noemen. Bijzonder wordt het wel wanneer Jane Fairchild, als oude vrouw, nog steeds wordt geïnterviewd over haar succesvolle schrijverscarrière en blijkt dat ze haar geheim altijd bewaarde en in haar verhalen slechts rond de waarheid cirkelde omdat niemand het echte leven kan navertellen en een schrijver altijd in leugens handelt.
Jane Fairchild is een vondeling, een kind zonder bekende afkomst waarvoor de samenleving zomaar een naam kon verzinnen. Als onbeschreven blad was ze voorbestemd om schrijfster te worden, zo luidde de uitleg die ze later steevast gaf over het begin van haar schrijverscarrière.
Graham Swift bedenkt een mooie vertelconstructie waarin Jane haar persoonlijke herinneringen en bijgedachten afwisselt met de ‘officiële’ versie ervan die ze in interviews geeft. De twee verhaallijnen lopen lang niet parallel en het is de afstand tussen beide die onthult wie Jane Fairchild echt is.
Langgerekte bedscène
Graham Swift laat Jane Fairchild via haar herinneringen wel degelijk uit het bed klappen. Haar verhaal begint als een langgerekte bedscène waarin eindeloos wordt beschreven hoe ze met haar minnaar Paul Sheringham een laatste keer de liefde bedrijft.
De jonge Sheringham is een zoon van een welgestelde familie die in de buurt woont van de familie Niven waar Jane Fairchild in dienst is. Paul en Jane zijn al lang geliefden en altijd hebben ze achter muurtjes of in de serre moeten vrijen. Maar nu, op deze bizar zwoele maartdag van het jaar 1924, kan het tussen zijn lakens op zijn kamer. De speciale reden is dat de hele familie alvast vertrok naar het diner met de familie van Pauls verloofde Emma Hobday. Het stel gaat trouwen en het staat vast dat Paul dan niet langer met zijn minnares kan omgaan.
Toevallig is het ook ‘Mothering Sunday’, een dag waarop meisjes hun moeders bezoeken en de moederloze Jane nergens heen moet.
Jane is een minnares waarvan Paul weet dat hij ze amper zal kunnen missen. Waarom anders bedacht hij voor haar de eretitel ‘friend’ en noemde hij haar enkele keren ‘clever’. Via pure lichamelijkheid waren ze tot echte intimiteit gekomen, vierden ze giechelend hun bondgenootschap. ‘To know him that well to know what was unknowable’, vormde voor Jane de ultieme beloning voor haar bereidwilligheid.
Weemoed
Weemoed is dan ook de derde partij bij dit laatste rendez-vous. De hele omgeving heeft het erover, ook de foto’s op het dressoir van de broers die in de loopgraven van de eerste wereldoorlog sneuvelden.
Graham Swift omgeeft zijn personages met tijd, hun verleden, hun hier en nu en hun toekomst. Niets blijft wat het is, zoveel is duidelijk. Ook niet voor Jane. Voor haar is het een opdracht om met het aangekondigde afscheid om te gaan, al kon ze niet voorzien hoe groot het gat zou zijn waarin ze zou vallen. Gelukkig behield ze het vermogen om echt verliefd te worden. Op andere mannen en zelfs op de krantenfoto van de schrijver Joseph Conrad waarvan ze boeken leende uit de bibliotheek van haar werkgever.
Oud geworden kijkt ze terug op opeenvolgend verlies. Ze speelt met de vragen hierover zonder zelfs maar een zweem van antwoord te verwachten.