Van het leven verwachten heel wat mensen dat het op een gelukkig moment de ware liefde op hun weg brengt. De juiste persoon op de juiste plaats, die erom vraagt geliefd te worden en vloeiend en soepel die liefde beantwoordt. Liefde is nochtans niet iets dat ons zomaar overkomt omdat we mensen zijn, liefde is een kunst en een kunde die we ons zelf eigen moeten maken, schreef filosoof Erich Fromm.
[ad#ad1]
Liefde begint niet bij die wonderlijke ander die we ooit eens hopen te ontmoeten. Liefde begint in de eerste plaats bij onszelf. En dat heeft niets met egoïsme te maken.
Ieder mens leeft met de fundamentele behoefte om lief te hebben. Dat is zo omdat hij zonder liefde, zonder anderen in zijn bestaan, overgeleverd is aan de eenzaamheid. Aan de brute waarheid van de ‘condition humaine’, namelijk dat we geboren zijn en ooit zullen sterven. Dat bewustzijn dat ons onderscheidt van andere schepsels in de natuur heeft ons, om het in bijbelse termen te stellen, ‘uit het paradijs verdreven’. We behoren nog tot de natuur maar kunnen nooit meer naar de gelukzalige toestand van ‘niet weten’ terug. Vandaar de liefde als brug naar anderen, als deur die ‘onze kerker’ ontsluit.
We willen dus, ten koste van veel, iemand vinden.
De erotische liefde brengt wel mensen op ons pad die de nodige eigenschappen hebben opdat we ons zouden aangetrokken voelen. De lichamelijkheid van de liefde heft dan ook overtuigend het alleen zijn op. Alleen, het blijft niet duren, schreef Fromm. Iedereen ervaart dat slijtage de roes van de passie afvlakt en dat dan een ‘gewoon’ mens overblijft, of beter gezegd, twee gewone mensen.
Om samen te blijven hebben die echte liefde nodig. De zin en de bewuste wil om elkaar zo goed als mogelijk is te leren kennen, om tot mekaars menselijke kern door te dringen. Fromm weet wel dat een mens een ander niet helemaal kan doorgronden, zoals hij ook zichzelf niet volledig kan kennen. Maar de belangstelling en het streven daartoe is wel een voorwaarde opdat een gevoel liefde kan worden genoemd. Respect voor de persoon zoals hij is en niet zoals je haar/hem zou willen zien, is ook onmisbaar in liefde, net als zorgzaamheid. Liefde is geven zonder onmiddellijk iets terug te willen krijgen.
Zo beschouwd heeft liefde niet veel te maken met dat alles overweldigend gevoel dat sommige mensen in ons los maken. Een gevoel gaat voorbij, liefde is iets dat men leert, een kunst en een kunde, zegt Fromm in het boek dat hij onder die titel schreef. Liefde kan maar komen als men er zelf klaar voor is, als men over de liefde ‘geleerd heeft’ en bereid is om respect, inzicht en zorgzaamheid voor de ander op te brengen. En daarmee zijn we terug bij onszelf. Liefde heeft voor alles te maken met de eigen levenshouding. Als die positief is en creatief, als we bereid zijn om in de ontwikkeling van onze eigen persoon te investeren en ons narcisme achter ons te laten, dan zijn we in staat om anderen lief te hebben. Dan houden we voldoende van het leven en van onszelf om die liefde ook met anderen te delen. De geliefde is exclusief maar de liefde kan dat niet zijn.
Eerst geloven en dan beloven
De positieve levenshouding kregen we vooral van onze moeder mee. Haar liefde is onvoorwaardelijk en van haar weten we dat het goed is dat we er zijn. Zij geeft ons melk maar het is ‘de honing’ die belangrijk is, zegt Fromm. Via haar warmte en enthousiasme draagt ze de liefde voor het leven over op haar kind en daarmee het vermogen om echt lief te hebben.
Een hele mooie passage waarvan we weten dat ze lang niet altijd klopt. Fromm erkent dat ook en schreef dat we in het leven makkelijk de mensen die melk en honing hebben gekregen kunnen onderscheiden van diegenen die op melk moesten overleven.
Als liefde een kunst en een kunde is, dan is de samenleving waarin een mens tot ontwikkeling komt, bepalend voor zijn ‘liefdesvermogen’. En over de moderne samenleving is Fromm niet al te optimistisch. Mensen zijn in het arbeids- en consumptieproces vervreemd van zichzelf. En zonder zelf, geen liefde. In de huidige samenleving is het dus heel moeilijk om echt van persoon tot persoon lief te hebben.
Willen we toch bedreven raken in het liefhebben dan moeten we gedisciplineerd met onszelf omgaan. Meesterschap vergt altijd discipline, ook in de liefde, betoogt Fromm. We moeten geconcentreerd zijn, ons vooral niet in multitasking verliezen, en rustig tot onszelf kunnen komen. Geduld – snelheid en efficiency hebben niets met liefde te maken – en toewijding zijn ook al twee attitudes die we ons eigen moeten maken als we kundig in de liefde willen worden.
Liefhebben veronderstelt dat men in zichzelf en in de ander gelooft. Dat men gelooft in het onveranderlijke van de wezenlijke karakteristieken maar ook in het ontwikkelingspotentieel van zichzelf en de ander.
Eerst geloven en dan beloven, zo gaat het in de liefde.
Erich Fromm (1900-1980) is een Duits-Amerikaans filosoof, ook psychologisch, sociologisch geschoold en als psychoanalyticus opgeleid. Hij doceerde aan verschillende Amerikaanse universiteiten en werd tot de scherpste denkers over de menselijke conditie in de tegenwoordige wereld gerekend. Het door hem beschreven maatschappijbeeld van medio twintigste eeuw lijkt in onze postmoderne wereld met de dag actueler te worden.
‘The art of Loving’ van Erich Fromm is in 1956 uitgegeven bij Harper en Brothers in New York waarna het boek, ook in vertaling, talloze malen werd heruitgegeven.
‘Liefhebben, een kunst, een kunde’ is nog steeds te vinden via het tweedehandscircuit, brics and mortar, of virtueel, en in bibliotheken natuurlijk.
[ad#ad3]