Een kind verliezen maakt dat je iedere dag opnieuw de Sisyphus steen van gemis en wanhoop naar de top van de berg moet rollen. Het boek ‘Faith, hope and carnage’ legt uit hoe dat werkt.
Heel authentiek vertelt Nick Cave over de dood van zijn zoon Arthur. Natuurlijk gaat het boek niet enkel daarover. Wel wordt duidelijk dat Arthur altijd en overal om hem heen is en op een of andere manier meewerkt aan wat zijn vader doet. Het klinkt zelfs niet larmoyant wanneer Cave zegt dat er ‘zeeën van tranen’ mee gemoeid zijn.
De Ierse journalist Sean O’Hagan schreef ‘Faith, hope and carnage’ op basis van zijn gesprekken met de Australische zanger Nick Cave.
Nick Cave kennen we, behalve als zanger, ook als schrijver en denker, misschien wel vooral via de site ‘The Red Hand Files’. Die is na de dood van zijn zoon ontstaan vanuit het gevoel dat hij iets met mensen – niet noodzakelijk lotgenoten tenzij in de menselijke conditie – kan delen. Mensen stellen hem een min of meer existentiële vraag en hij antwoordt helemaal vanuit zijn levenservaring.
In het boek ‘Faith, hope and carnage’ doet hij misschien wel hetzelfde maar nog uitgebreider en dieper. Sean 0’Hagan is een hechte vriend van Cave en die vertrouwensband vormt een voedingsbodem voor veel gedeelde verhalen. Of beter, invoelende vragen en antwoorden.
0’Hagans inspiratiebron was het magazine ‘Paris Review’ waarin oprichter en uitgever George Plimpton het literaire interview tot een kunstvorm maakte.
Roekeloos creatief risico nemen
Nick Cave biedt troost. En dat is nodig want, ‘There is a great deficit in language around grief. It’s not something we are practiced at as a society, because it is too hard to talk about and, more importantly, it’s too hard to listen to. So many grieving people just remain silent, trapped in their own secret thoughts, trapped in their own minds, with their only form of company being the dead themselves.’
Cave komt niet aanzetten met tegeltjeswijsheid of gemeenplaatsen over leven en dood. Wel heeft hij het over de subtiele troost van minimale empathische gebaren. Maar ook over hartverscheurende waarheden. Namelijk dat een mens door volkomen duisternis gaat en terugkeert met de wetenschap dat het nooit overgaat, dat het verlies en het verdriet een deel van hemzelf werden en hem veranderden. Cave getuigt dat het ergste hem is overkomen en hij dus voortaan alles aandurft, wars van verwachtingen die hij wil inlossen of criteria van andere mensen. Dat hij op een of andere manier ook leeft voor wie vertrokken is en daarom roekeloos risico’s durft te nemen op vlak van creativiteit.
Op O’Hagans vraag of zijn intense uitbarsting van creativiteit te maken heeft met de opdringerigheid van de dood antwoordt Nick Cave ,‘I don’t look at death in that way, I guess. The idea of encroaching death isn’t a concern – the idea of death as a sort of endgame, something separate, waiting down the line. It doesn’t feel like that to me. I guess I feel, day to day, and in a profound way, enmeshed in death, as if it is a clear and present state of being that manifests itself in a sort of vitality. I feel a certain receptivity to its positive influence or presence.’
Dat geldt ook voor Cave’s vrouw Susie. ‘Yes, well, our work is our solace, to be sure. But it’s a subject of which we have to speak cautiously, because on every level, Susie and I would give up everything if things could be different. But they can’t. Life is as it is. So both of us in our different ways decided we’d either fight or we’d fold. And together and separately, we fought.’
Wondermooi omschrijft hij zijn relatie met zijn vrouw. ‘Susie and I are essentially bound together by love and catastrophe, but there is also the shared project of grief: we both understand what we are going through, and we know how to tread lightly around it and to keep each other afloat.’
Het boek maakt zijn titel waar. Nick Cave probeert uit te leggen hoe een voorzichtig geloof en een bepaald soort hoop hem op de been houden. Met een zekere nuchterheid gaat hij de raadselachtige dimensie van het leven tegemoet. Die confrontatie biedt hem een beetje rust.
Om het aan zijn gesprekspartner Sean O’Hagan en de lezers uit te leggen, citeert hij de religieuze schrijfster Cynthia Bourgeault die het heeft over ‘the imaginal realm’. Een plek waar je slechts kort kan vertoeven, waar je los bent van de rationele wereld en die toch niets met verbeelding te maken heeft. ‘It is an ‘impossible realm’ where glimpses of the preternatural essence of things find their voice. Arthur lives there. Inside that space, it feels a relief to trust in certain glimpses of something else, something other, something beyond. Does that make sense?’
Zo voorzichtig tastend, intuïtief, denkt en spreekt Cave over wat, soms en een beetje, voor hem geldt. Nooit ponerend of proclamerend. Wel pleit hij lichtjes voor de kwetsbaarheid die voortkomt uit het zich open stellen voor het mysterie. ‘For me vulnerability is essential to spiritual and creative growth, whereas being invulnerable means being shut down, rigid, small.’
‘Faith, hope and carnage’ is een prachtig boek voor iedereen omdat de dood nu eenmaal een deel van het leven zelf is.
‘Faith, hope and carnage’ is uitgegeven bij Canongate en de Nederlandse vertaling ‘Geloof, hoop en ravage’ bij KokBoekencentrum.