Beste Bertrand Russell…

Door | juni 20, 2024

In 1969 verscheen een boekje met een selectie uit Bertrand Russells correspondentie met het publiek. Russell (1872-1970) was wiskundige, logicus, filosoof, historicus en politiek activist. Zijn uitgesproken meningen werden aangescherpt door zijn analytische geest. Ze blijven interessant om lezen omdat zijn leven in het Groot-Brittannië van koningin Victoria begon en eindigde waar ruimtevaart en bewapeningswedloop tussen atoommachten de toon zetten en Russell zich zijn leven lang volop in de debatten engageerde.

Wanneer hij enigszins luchthartig over serieuze vraagstukken schreef, leek Russell perfect met zichzelf samen te vallen maar dat werd niet altijd in zijn privéleven weerspiegeld. Niet bepaald eenkennig in de liefde doorliep hij meerdere relaties en kreeg kinderen in twee huwelijken.

In zijn politieke denken veranderde hij van idee naargelang de omstandigheden wijzigden en hij nieuwe inzichten kreeg.

Een constante in zijn denk- en gevoelswereld was zeker wel de identificatie met het lijden van andere mensen.

Mensen minder dwaas maken

Bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog manifesteerde dat zich duidelijk in zijn strijd voor de rechten van gewetensbezwaarden die tegen het niets ontziende geweld protesteerden. Hij zat trouwens zelf zes maanden gevangenisstraf uit.

Behalve met wiskundige vraagstukken hield hij zich bezig met schrijven en lezingen geven over sociaal-politieke onderwerpen en met de omgang met schrijvers en denkers.

Na de eerste wereldoorlog werd Russell even door de Russische revolutie gecharmeerd maar een bezoek aan de Sovjet-Unie bezorgde hem een afschuw voor het lijden van de bevolking onder een totalitair regime. Hijzelf neigde naar socialisme, machtsverdeling en gemeenschappelijk bezit als voorwaarden voor een gezonde samenleving.

Gedesillusioneerd over de toenmalige Britse samenleving zocht Russell naar mogelijkheden om mensen ‘minder dwaas’ te maken. Hij vertrouwde op de opvoeding waarin hij een plaats aan het internationaal perspectief wou geven. Evenals aan de natuur als tegenspeler van de mens.

Tijdens de tweede wereldoorlog was Russell oorspronkelijk pacifist, na een jaar oorlog achtte hij het nazisme een groter kwaad dan oorlog en meende dat het moest worden overwonnen.

‘Mens in levensgevaar’

Russell was van adellijke afkomst en mocht zich Derde graaf Russell noemen. Maar die titel vond hij niet belangrijk en hij gebruikte zijn recht om in het Hogerhuis te spreken nauwelijks.

Na de atoomaanval op Japan hield hij een zeldzame speech in het Hogerhuis over het gevaar van de verdere ontwikkeling van de waterstofbom.

In de jaren na de oorlog doceerde hij filosofie aan het Trinity College van Cambridge en publiceerde zijn bekende boek ‘Geschiedenis van de westerse filosofie’. In 1950 ontving hij de Nobelprijs voor literatuur.

Behalve dat bleef hij verwoed de uitbreiding van het kernarsenaal bestrijden. Op het moment dat de Sovjet-Unie ook aan een atoombom begon te werken, raakte Russell ervan overtuigd dat wereldvrede enkel door nucleaire ontwapening kon worden bereikt. In 1954 maakte hij naar aanleiding van de proeven met waterstofbommen op de Bikini-eilanden de BBC-reeks ‘Mens in levensgevaar’. Samen met wetenschapsmensen over de hele wereld stelde hij een manifest voor ontwapening op, een document dat Albert Einstein kort voor zijn dood ondertekende.

Hij correspondeerde met wereldleiders over de bewapeningskwestie en tijdens de Cubacrisis in 1962 vroeg hij Chroesjtsjov en Kennedy een compromis te zoeken.

Ook probeerde hij massaal publiek protest tegen atoomwapens uit te lokken.

Briefwisseling

Ondanks zijn drukke agenda streefde Russell er daarom naar om in nauw contact met het grote publiek te blijven. Dat vooral door een indrukwekkende briefwisseling, iedereen die hem aanschreef, mocht zeker zijn van een antwoord.

Het brievenboekje doet vermoeden dat de Britse aristocraat Bertrand Russell van de hedendaagse sociale media-stijl zou hebben gegruweld. In zijn woord vooraf schrijft hij zelf ‘Zonder twijfel is in de twintigste eeuw de kunst van het brieven schrijven verloren gegaan door de opkomst van de telefoon en in mindere mate door het gemakkelijker reizen. In mijn jeugd moést men die kunst onder de knie hebben als men vooruit wilde komen in de wereld. De brieven waren zo formeel van toon dat ze als men ze nu leest zwaarwichtig en zelfs absurd lijken. (…) elke brief had een formeel begin en een formeel einde en zelfs aan een goede vriend eindigde men met ‘ik hoop van harte dat jij en je familie in goede gezondheid verkeren en dat je je humeur niet laat bederven door wat er in de wereld voorvalt. Wat mij betreft, ik geniet van de zon en hoop dat ze me goed doet. Ik wens je het allerbeste en verblijf met de meeste hoogachting…’  Na vermelding van de telex en de hotline als nieuwkomers stelde  Russell overigens ‘ik kan niet zeggen dat al deze verworvenheden per se een vooruitgang betekenen.’ Verder vond hij dat de nieuwe briefstijl volstrekt verstoken was van subtiliteiten en besloot ‘De – Hoe schrijf ik goede brieven? – boeken moeten wel deel uitmaken van het doodsbericht van de twintigste eeuw.’

Niettemin, het hoofdbeginsel van Bertrand Russell was de gedachte dat er voor de mensheid een toekomst moet zijn weggelegd. Een belangrijk deel van de briefwisseling die hij met een breed publiek voerde, hield dan ook verband met die bekommernis. Een kleine greep hieruit.

Russell ontving deze brief van de zesjarige Paul Altman.

‘Dear Mr. Bertrand Russell. Thank you very much for all the things that you have done. I like you. If you come to Oxford come and have tea with me. Love from Paul Altman’

Tien professoren van de Hosei University in Japan schreven hem ‘De kranten in Tokio melden ons dat de heer en mevrouw Russell tot zeven dagen gevangenisstraf veroordeeld zijn omdat zij weigeren hun plannen voor een sit-downprotest tegen de atoombewapening te laten varen. Wij geloven dat alle vredelievende mensen ter wereld diep onder de indruk waren van uw onvervaarde houding ten opzichte van de wereldvrede en bemoediging vonden in het feit dat u de gevangenis verkoos boven het afvallen van uw overtuiging, en wij zijn slechts een van de velen. (…)’

Aan meneer Fekete antwoordde Russell (…) Het belangrijkste argument tegen het bouwen van schuilkelders is misschien wel dat de illusie wordt geschapen dat men een verdedigingsmiddel heeft en beveiligd is tegen de waterstofbom. Op deze manier kweekt men volgzame volkeren die de mogelijkheid van een oorlog eerder accepteren. Niet het aanvaarden van een oorlog maar het verzet ertegen is noodzakelijk willen we het overleven.’

Aan meneer Horwood antwoordde Russell ‘Het verbaast me dat u denkt dat mijn antipathie tegen het kapitalisme iets nieuws zou zijn, want ik ben er al sinds 1896 tegen. Mijn afkeer van het kapitalisme is even groot als mijn antipathie tegen het communisme, maar geen van beide antagonismen kunnen het ook maar in de verste verte opnemen tegen mijn afschuw voor een atoomoorlog.’

In antwoord op een verzoek om een actie te steunen tegen het jagen in Engeland schreef hij ‘Ik ben het wat de vossenjacht betreft, die ik verfoei, volkomen met u eens. Ik heb een vreselijke hekel aan het wreed behandelen van dieren, maar ik heb het zo druk met mijn anti-atoomwerk dat ik er niets anders bij kan doen. Omdat een atoomoorlog hoogstwaarschijnlijk alle diersoorten zou doden vind ik dat ik mij ook voor hen inzet.’

Met hartelijke groeten, Bertrand Russell

 ‘Beste Bertrand Russell…’ is een uitgave uit 1971 in de Zwarte Beertjes reeks van Bruna en is nog tweedehands verkrijgbaar.