De man zonder eigenschappen van Robert Musil
(M.J.H. De Geest) – Veel boeken zijn geschreven over wat is en hoe het is, hoe het beter zou zijn en hoe het er op zijn slechtst kan uitzien. Weinig boeken hebben de bestaande wereld als een van de vele mogelijke als expliciet thema, de eeuwige aarzeling tegenover de werkelijkheid. De man zonder eigenschappen kent haar en leeft ernaar.
Het kan immers allemaal anders zijn dan het is. Die gedachte, ‘mogelijkheidszin’ zoals Ulrich of de man zonder eigenschappen ze noemt, zet eerder aan tot afzijdigheid dan tot actie. Dat zou een reden kunnen zijn waarom het boek in kwestie weliswaar hoog gewaardeerd wordt maar weinig gelezen.
‘En omdat het bezit van eigenschappen een zeker plezier in hun werkelijkheid vooronderstelt, vergunt dat ons een blik op hoe het iemand die ook tegenover zichzelf geen werkelijkheidszin kan opbrengen onverwachts kan overkomen dat hij zichzelf op een goede dag als een man zonder eigenschappen ziet.’
Al zou de densiteit van de stijl zou ook een reden kunnen zijn voor de geringe populariteit van het werk.
Een werkelijkheid gewonnen en een droom verloren
Het hoofdpersonage Ulrich is een jongeman van vooraan in de dertig die heel wat studies ondernam en tal van richtingen was ingeslagen. Precies zoals Musil zelf trouwens. Ulrich heeft een militaire opleiding en is wiskundige en ingenieur. Bezigheden waarin hij eens succesvol was en die hij toch niet langer ernstig kan nemen. ‘(… )want in elk beroep, als je het niet om het geld maar uit liefde uitoefent, komt een moment waarop het klimmen der jaren tot niets lijkt te leiden.’
Maar er is meer, met de wetenschappelijke benadering van de verschijnselen en de techniek die het begin van de twintigste eeuw kenmerkt, heeft men in Ulrichs overpeinzingen ‘een werkelijkheid gewonnen en een droom verloren’.
Dus besluit de man zonder eigenschappen om zich in Wenen te installeren en er zonder gêne maar goed van de toelagen van zijn vader te leven. Op diens voorspraak evenwel komt Ulrich terecht in een project dat de viering van het zeventigjarige bewind van keizer Frans-Jozef moet voorbereiden. Die omgeving van aristocraten en mensen van geestelijke adel heeft uitgerekend tot taak om in een wereld van mogelijkheden er één te kiezen.
Het zal Ulrich dus niet gegeven zijn om een constructieve bijdrage aan de tal- en oeverloze besprekingen omtrent het verjaardagsproject, de ‘parallelactie’ gedoopt, te leveren. Daar bovenop is hij behept met de gave om dwars door mensen en situaties heen te kijken, wat weinig ruimte laat voor hoge verwachtingen van zijn kant over de uitkomst van de patriottistische actie.
De drijvende kracht achter de verjaardagsactie, Zijne Doorluchtigheid graaf Leinsdorf, laat het denkwerk aan anderen over en verwacht van zijn secretaris Ulrich dat hij systematiek in de voorstellen brengt. Als er maar lang genoeg vergaderd en gepraat werd zou er vanzelf iets uit de bus komen, denkt de belangrijke man aan de Hofburg. Ulrich van zijn kant heeft teveel oog voor het grote geheel om zich met de details te kunnen bezig houden.
‘Hij haatte deze mengeling van afstand nemen en apeliefde ten aanzien van het leven, dat zich tegenspraken en halfheden laat welgevallen als een ongetrouwd gebleven tante de onbeschaamdheden van haar neefje. (…) in velerlei opzicht is het een overhaaste schikking met het geweten ten koste van de zaak (…) als iemand voor zichzelf het slechte vermijdt en het goede doet in plaats van zich om de ordening van het geheel te bekommeren.’
Maar vrouwen kunnen ook een bindmiddel vormen. Daarom wordt het logistieke werk voor de parallelactie aan Diotima toevertrouwd. Diotima is van een klassiek Griekse schoonheid die Ulrich graag van haar voetstuk zou stoten. Tegelijk fascineert ze hem voldoende zodat zij zijn overtuigendste reden vormt om op de ‘salons’ te blijven verschijnen.
Diotima is er zeker niet alleen voor Ulrich. Ooit had ze besloten te trouwen met ‘de er als een leren koffer met twee donkere ogen uitziende vice-consul Tuzzi’ en nu is ze verliefd op een onpeilbaar rijk man en belangrijke geest dr. Arnheim. Arnheim schrijft tal van boeken waarin hij de vereniging van ziel en economie of van idee en macht verkondigt, zodat hij zelf bijna gelooft ‘het bovenaardse bij de plooi van zijn mantel te hebben’. Precies deze ontwikkeling zou ‘het lot van het land, en wie weet, van de hele wereld ten goede keren. Want dat de principes en methoden van de oude politiek en diplomatie Europa de greppel in menden was al geruime tijd een algemeen verbreid gevoel.
Ulrich kan Arnheim als combinatie van zelfbehagen en innerlijke regie niet uitstaan.
De conversaties tijdens de salons meanderen verder zonder een eindpunt te bereiken. Zelfs de militair generaal Stumm von Bordwehr wordt het te veel. Uit pure wanhoop bezoekt hij de Staatsbibliotheek op zoek naar de mooiste en belangrijkste van alle gedachten. Die wil hij aan Diotima cadeau doen zodat ze eindelijk met de Parrallelactie uit de voeten kan.
Van de boeken in de bibliotheek is de generaal niet onder de indruk, ‘ze zijn niet erger dan een garnizoensparade’, meent hij. Maar hij vindt zijn weg niet tussen de eindeloze rijen boekenruggen en consulteert daarom de bibliothecaris met de vraag welk boek hem naar de ware gedachte zal leiden. Die oppert een soort theologische ethica te lezen maar von Bordwehr wenst er ook iets in te vinden over de Oostenrijkse cultuur en Grillparzer. Een combinatie die de bibliothecaris moedeloos stemt. Waarna hij von Bordwehr opbiecht dat hij als bibliothecaris alles over boeken weet omdat hij nooit ook maar een enkel boek heeft gelezen, de enige manier om een zicht op het geheel te bewaren, verzekert de man.
Je kunt als lezer niet anders dan bewonderen hoe Musil met monnikengeduld zijn levenservaring, en indrukken in zijn magnum opus heeft verwerkt en met zijn filosofische, psychologische, technische en juridische kennis gestoffeerd. In ‘De man zonder eigenschappen’ overheerst de ironie als attitude, het boek vormt daarom een gekleurd maar prachtig en geestig tijdsbeeld. Musil schreef het na de eerste wereldoorlog maar situeert het aan de vooravond ervan. Het is met het absurde verhaal in Kakania, wat staat voor keizerlijke en koninklijke staat, alsof het vandaag is geschreven.
Wijs zonder weten
In het tweede deel van ‘De man zonder eigenschappen’ gaat Musil met Ulrich de metafysische toer op. Naar aanleiding van de dood van hun vader, ontmoet hij zijn zus Agathe. Ulrich kent haar nauwelijks omdat ze niet samen zijn opgevoed. Maar eenmaal ze in het sterfhuis aan elkaar zijn overgeleverd, lijkt synchroniciteit haar werk te doen en is het alsof het altijd de bedoeling was dat ze elkaar vonden. In gesprekken en wandelingen komen ze de verbondenheid van alles wat is op het spoor.
‘Ken jij dat vroeg haar broer, er al van overtuigd dat zij het kende: Je kunt je midden in het drukste gewoel bevinden, maar plotseling valt je oog op het spel van een of ander ding dat door God en iedereen is verlaten – en dan kun je je er niet meer van losmaken?! Plotseling word je door zijn geringe hoeveelheid Zijn gedragen als een veer, die van alle zwaarten en krachten bevrijd in de wind zweeft?!’
Tot de ultieme gezamenlijke mystieke ervaring komt het evenwel niet. Agathe en Ulrich keren samen naar het wereldse Wenen en de Parallelactie terug. Tenslotte verlaat Agathe het huis met enkel de boodschap dat ze Ulrich met haar besluit niet heeft willen storen.
Na meer dan 1300 bladzijden ben je als lezer alsnog verbaasd dat het boek ophoudt. Ook al leiden Musils geniale bespiegelingen nergens toe, hij had vast nog honderden pagina’s kunnen schrijven aan zijn nooit afgerond werk. Na afloop weet je als lezer niets meer maar misschien werd je wel een beetje wijzer. Als de turf wat zwaar uitvalt, kun je elk van de ruim honderdzestig essays, steeds van een laconieke titel voorzien, ook om hun op zichzelf staande schoonheid of inzicht lezen. De boodschap blijft, alles is mogelijkheid en het uitzicht op het geheel blijft uit.
Niemand is dichter bij dan wanneer hij in je gedachten is. Ik heb een man zonder eigenschappen gekend en heb met hem in gedachten het boek heel graag gelezen.
‘De man zonder eigenschappen’ werd in 1999 door Duitse schr!ijvers en critici uitgeroepen tot de Duitstalige roman van de eeuw, voor ‘Het proces’ van Franz Kafka en ‘De toverberg’ van Thomas Mann. Het boek werd bijzonder nauwgezet en mooi vertaald door Ingeborg Lesener en is nog als uitgave van Meulenhoff verkrijgbaar.