dinsdag 7 juni 2011 – (Marleen De Geest) – Ook het parcours van talentvolle vrouwen wordt mee door externe gebeurtenissen beïnvloed. Christine Lagarde, Frans minister van economie, financiën en tewerkstelling, maakt steeds meer kans om het IMF te leiden. Zoals eerder in haar carrière moest daarvoor eerst een man fataal struikelen.
[ad#ad1]
De steun van Duitsland en Groot-Brittannië heeft Christine Lagarde al voor haar kandidatuur. Nu zouden ook de Verenigde Staten en Japan, twee landen die over het grootst aantal stemmen binnen het IMF beschikken, zich achter haar hebben geschaard. Tenzij de aanklachten wegens oneigenlijk gebruik van bevoegdheden die in Frankrijk nog tegen haar lopen haar blokkeren, maakt Lagarde veel kans om op 30 juni directeur-generaal van de monetaire organisatie te worden.
Dat ze op zoveel steun kan rekenen heeft alles met haar capaciteiten te maken. Ze is de eerste vrouwelijke minister van financiën van de G8 landen en zat ook de recente bijeenkomsten van de collega ministers van de G8 en G20 voor.
Toch moet ze een déjà vu hebben bij de wending die haar loopbaan nu lijkt te gaan nemen. Eerder werkte ze bij het groot Amerikaans advocatenkantoor Baker & McKenzie. In 1991 werd het mooie weer er onder meer gemaakt door partner Martin R. Greenstein, 49 jaar oud en lid van het uitvoerend comité. Tot hij op een middag na een lunch met zijn nieuwe secretaresse Rena Weeks avances maakte en haar zelfs brutaliseerde. Weeks diende klacht in. Greenstein werd tot ontslag gedwongen en tot een schadevergoeding van 3,5 miljoen dollar veroordeeld. Het advocatenkantoor nam de zaak nu eenmaal ernstig, ook al omdat het juist in die tijd een interne code tegen seksuele misstappen had aangenomen.
Om de imagoschade die Baker&McKenzie opliep te compenseren, ging het kantoor volop de vrouwelijke toer op. Christine Lagarde kwam in beeld en werd lid van het uitvoerend comité om in 1999 voorzitter van de groep te worden.
[ad#ad3]