donderdag 10 november 2011 – (Marleen De Geest) – Te is nooit goed, behalve in thuis en tevreden, zei mijn grootmoeder wel vaker, twee woorden die bovendien ook onderling sterk samenhangen. Want voor de meeste mensen is hun thuis een onmisbare bouwsteen voor hun tevredenheid, zelfs geluk. Maar wat maakt van een huis een thuis? Is het de poes die op je wacht, je geliefde of de nabloeiende rozenstruik in de tuin?
[ad#ad1]
België blijft een vreemd landje, met zijn verkavelingsvilla’s, haciënda’s, tanende fermettes, architecturale vondsten, afgelijnde woningen, rijtjeshuizen en koterijen blijkt het overgrote deel van de inwoners zich in het paradijs te wanen, ieder zijn droomhuis weliswaar.
Vele Belgen zijn gelukkig met hun woning. Ze wensen een tuin, een mooie en rijkelijke lichtinval, een garage, een grote keuken en ingrepen die de duurzaamheid ten goede komen, bijvoorbeeld extra isolatie. En meestal is dat ook precies wat Belgen allemaal hebben. Op zich zijn het bescheiden aspiraties die wel een significant verschil in levenskwaliteit uitmaken. Bijna zeventig procent van de mensen voelt zich dan ook thuis waar zij/hij woont. Mensen die slechts over basisvoorzieningen beschikken, hebben meer moeite om hun huis hun eigen stek te noemen.
Dat allemaal blijkt uit diepgaand onderzoek door ‘Iliv, het kenniscentrum voor het belang van thuis’.
Hartverwarmend
De meeste mensen menen bovendien dat je zonder een thuis ook niet echt gelukkig kan zijn, bij uitbreiding ook niet met de rest van het leven.
Een thuis hebben is hartverwarmend, als er iets niet mee in orde is, raken we zelfs ontwricht.
De Nederlandse socioloog en professor aan de universiteit van Amsterdam Jan Willen Duyvendak is zelf heel erg bezig met het thema en plaatst het Belgisch onderzoek in een bredere context. Naar zijn ervaring hebben de meeste mensen, ondanks de onschatbare waarde van het thuisgevoel, het best moeilijk met het verwoorden van waar het precies om gaat. Het wordt een stuk makkelijker om uit te leggen wat men eventueel mist dan om de hand te leggen op het positief gevoel. ‘Thuiskomen’ wordt dan zoiets als ‘je met je omgeving voelen samenvallen’, thuis vervloeien de grenzen van je ego met je ‘omhulsel’.
Dat gebeurt natuurlijk niet zomaar, je hebt het wel een beetje voorbereid. Want thuis vind je, als het goed is, de omgeving waarvoor je zelf kiest.
Voor 45 procent van de mensen, zo blijkt uit het Iliv onderzoek, maken ‘de mensen van wie ze houden’ hun ’thuis’ uit, voor bijna een derde is dat hun tuin en voor een kwart hun spulletjes en decoratie. Meubels zijn wezenlijk voor het thuisgevoel voor 22 procent en eenzelfde percentage is niet thuis zonder zijn (t)huisdieren. Zicht op groen, een band met de buurt en voldoende ruimte is voor 21 procent van de respondenten belangrijk en een vijfde vindt dat veel licht van zijn huis een thuis maakt.
Wat ook het belangrijkste geacht wordt, thuis is vaak een vluchtheuvel in een steeds drukker wordende wereld. Daardoor gaat het begrip ook een almaar belangrijkere rol spelen. Mensen willen er zich terugtrekken om tot zichzelf te komen. Wat niet belet dat de meesten ook graag hun huis voor bezoekers openstellen, al zijn Belgen in het algemeen niet zo voor geïmproviseerde bezoekjes te vinden.
Opvallend is dat het thuisgevoel met de leeftijd toeneemt, met name ‘lege nest-koppels’ zouden zich het meest thuis voelen op de plek waar ze wonen.
Een thuis is ook iets wat aan je identiteit bijdraagt, dat illustreren jongeren dan weer door met hun woning en aanwinsten op Facebook uit te pakken.
Hoe sterk of weinig gesetteld men ook is, niemand is overal thuis, onderstreept professor Duyvendak. Echte kosmopolieten bestaan dus niet al zijn sommigen wel wat mobieler en flexibeler dan anderen. Het thuisgevoel is selectief, er is altijd een speciale band mee gemoeid. Zo niet is het thuisgevoel een beetje dunnetjes.
Knap van die Belgische vrouwen
Toch blijft België een geval apart, zo meent professor Duyvendak, precies omwille van het immense aandeel van gelukkige mensen in gelukkige huizen.
Amerikanen daarentegen voelen zich veeleer thuis op hun werk. Ze praten vaak over ‘family values’ etc. omdat ze die zo missen, aldus Duyvendak. Aan de basis daarvan ligt de genderrevolutie. Professor Duyvendak beklemtoont dat deze vaststelling geen waarde oordeel inhoudt, niemand wil terug naar de tijd van vrouwen aan de haard.
De meeste vrouwen in de Verenigde Staten werken nu voltijds. Thuis is dan ook een voortdurende bron van stress want daar moet de puzzel in elkaar worden gepast, de jobs van de twee partners en de zorg voor het gezin. Daarbij ondervinden Amerikanen weinig steun, kinderopvang is er niet goed uitgebouwd en verder zijn ze zo mobiel dat ze niet goed in hun buurt zijn ingeburgerd en er bijgevolg alleen voor staan.
In Nederland voelen mensen zich, voor zover bekend, ook goed thuis in hun huis en hun buurt. Maar dat komt dan weer omdat vrouwen overwegend part time werken en het land zelfs het hoogst aantal deeltijds werkende mannen kent van de hele wereld. Veel tijd voor elkaar en het gezin, draagt natuurlijk bij aan een goed gevoel thuis.
België ligt er, ondanks de grote participatie van vrouwen aan betaald werk, relax bij, stelt professor Duyvendak met plezier vast. Vrouwen voelen zich meestal eindverantwoordelijk voor het thuisgevoel. Dat ze erin slagen te werken en de meeste losse eindjes te verbinden om zo een warm nest te scheppen, maakt hen toch een beetje speciaal.
[ad#ad3]