Denkelijk zijn we nu wel in het stadium aanbeland waarin iedereen erkent dat de nieuwe media op zijn minst zachtjes aan de nieuwe mens sleutelen. ‘De instrumenten waarmee we schrijven dragen bij aan onze gedachten’, meende Friedrich Nietzsche al toen hij in 1882 zijn pen voor een tikmachine inwisselde. Wat zou hij van de huidige duizelingwekkende ontwikkeling in ICT hebben gevonden?
[ad#ad1]
Nietzsche is niet de enige filosoof die zich over verandering in communicatie en het mensbeeld beraadde. De Amerikaanse filosoof en communicatiedeskundige JJ.Sylvia maakte op zijn site ‘Philosophy Matters’ een overzichtje van denkers in relatie tot wijzigende communicatievormen.
Het ging natuurlijk nooit zo hard als nu, maar toch. Stelt u zich voor dat de Griekse filosoof Plato vierhonderd jaar voor Christus bezorgd was over de verspreiding van het schrift. Naarmate het geschreven woord ingang vond en mensen meer zouden lezen, zou dat de mogelijkheid tot denken kapot maken, zo vreesde Plato.
En natuurlijk ging er een maatschappelijke verandering mee gepaard. De opkomst van papier dat slechts in een beperkte regio werd geproduceerd, had een gecentraliseerd bestuur met meer wetten voor gevolg. Perkament was een agrarisch product geweest en een agrarische samenleving kende een gedecentraliseerde machtsstructuur.
Het liep natuurlijk allemaal zo een vaart niet tot in 1439 de boekdrukkunst voor een eerste informatierevolutie zorgde. In de vijftig jaar daarna werden volgens historica Elisabeth Eisenstein acht miljoen boeken gedrukt, meer dan alle schrijvers en kopiisten in de 1200 jaar daarvoor hadden geschreven. Kloosters hadden hun beste tijd als teksproducenten wel gehad. In een halve eeuw tijd verdubbelde de informatie en volgens informaticus Martin Hilbert verdubbelt ze nu om de drie jaar.
Afdwalend brein
Maar eerst was er nog Nietzsche die als een van de eerste filosofen de omslag van pen naar tikmachine beleefde. In 1882 schafte hij zich een Maling-Hansen aan. Een vriend merkte de verandering in zijn schrijfstijl op. Waarop Nietzsche antwoordde dat onze instrumenten om te schrijven aan onze gedachten bijdragen. Een gedachte ontwikkelen op een stukje papier met een pen wordt inderdaad hachelijk wanneer men een klavier gewend is.
Een weg terug lijkt er niet te zijn, ICT luidt pas echt een nieuw tijdperk in. De Duitse media filosoof Friedrich Kittler stelde in de tweede helft van de twintigste eeuw dat nieuwe technologieën argumenten in aforismen veranderen, gedachten in woordspelingen en retoriek in telegramstijl.
In ‘Amusing ourselves to death’ meende de Amerikaanse communicatiewetenschapper Neil Postman dat het gebruik van geschreven taal altijd naar een idee of een bewering leidt. Niet noodzakelijk steeds even relevant maar toch altijd met een zekere betekenis. Waarbij hij er niet helemaal zeker van was dat het met nieuwe kanalen nog het geval is.
Nicolas Carr, Amerikaanse schrijver was voor zijn boek ‘Het ondiepe: Hoe onze hersenen omgaan met internet’ finalist voor de Pulitzer prijs 2010. Hij moppert dat hij het gevoel heeft dat iemand met zijn brein aan de slag is gegaan. Terwijl hij vroeger moeiteloos lange lappen tekst verwerkte en zijn geest in de ban geraakte van een verhaal of de wendingen van een betoog, heeft hij nog de grootste moeite om zijn concentratie te bewaren. Telkens weer moet hij zijn afdwalend brein naar een tekst terug slepen.
Anders denken
De Amerikaanse professor journalistiek James Carey vond dan weer dat steeds meer informatie naar steeds meer kennis en steeds minder weten leidt. Het is niet vanzelfsprekend om informatie voor jezelf te verwerven en te integreren.
Heel wat negatieve geluiden dus, maar zo somber zag de Canadese denker en communicatiedeskundige Harold Innis in ‘The Bias of Communication’ het niet in. Elk medium heeft een invloed, stelde hij. Daarmee leunde hij dicht aan bij de alom gekende uitspraak van Marshall Mc Luhan ‘The medium is the message’. Maar volgens Innis wordt ons denken daarom niet slechter, hoewel het wel degelijk verandert.
Ook JJ Sylvia meent dat oude en nieuwe media vreedzaam moeten co-existeren.
Kritische reflectie moet blijven
In het Nederlandse Filosofie Magazine stelt Leon Heuts dat de informatie via de nieuwe media inderdaad voor een heel ander soort weten zorgt. Zo achterhalen we nu steeds meer correlaties, ‘als dit gebeurt, dan volgt er dat’. Maar alle achterliggende informatie omtrent drijfveren, psychologische of andere overwegingen blijven uit. Ook blijft de Cartesiaanse kritische reflectie, die vroeger bij de vorming van een hypothese te pas kwam, nu achterwege.
Op haar beurt gaat het Leuvens Wijsgerig Gezelschap in de komende studiedag van november de materie te lijf. Sprekers gaan het hebben over hoe de veranderingen eerder materieel dan talig zijn. Zo bijvoorbeeld zijn er de Google bril en de hersenimplantaten. De grens tussen het maakbare en het transcendentale schuift daarmee weer een eindje op.
De virtuele wereld schept een nieuw dagelijks leven en andere omgangsvormen. Politiek, cultuur, economie, onderwijs en onderzoek gaan er helemaal anders uitzien. De vraag is dan hoe nieuwe technologieën de bestaande filosofische kaders uitdagen. Filosofie moet de ontwikkelingen kritisch opvolgen.
bronnen: Filosofiemagazine
Philosophy Matters
[ad#ad3]