Het moet een zalige man zijn geweest, Michel de Montaigne. Hij overleeft zichzelf dan ook moeiteloos. De 16 de eeuwse Franse essayist, uitvinder van het genre trouwens, is als een wijze, oudere broer voor de zoekende 21 ste eeuwse mens.
[ad#ad1]
Hij had niet eens de bedoeling om zijn tijdgenoten grote levenslessen te geven, laat staan die voor ons na te laten. Michel de Montaigne (1533-1592) was vooral bezig met zichzelf te doorgronden.
Uit pure noodzaak. Toen hij dertig was, verloor hij zijn vriend en gelijkgestemde ziel Etienne de la Boétie met wie Montaigne zo hecht verbonden was dat hij er de mooiste definitie van vriendschap voor bedacht, ‘omdat hij het was, omdat ik het was’.
Na het overlijden van zijn vriend was Montaigne ontroostbaar en bovendien eenzamer dan ooit. Hij had niemand meer om op die intense manier mee van gedachten te wisselen. Hij probeerde dan maar met zichzelf te converseren via het schrijven. In zijn ‘essays’ of probeersels trachtte hij zicht te krijgen op wie hij was.
Mild voor jezelf
Michel de Montaigne was geboren op het kasteel van Saint-Michel de Montaigne. Toch werd de kleine baby, naar de gewoonten van die tijd, bij een min ondergebracht. Zijn vader was een humanist en vond dat het kind al heel jong kennis moest maken met het volk om het later des te beter kunnen helpen. Pas toen hij drie was mocht Michel naar het kasteel terugkeren om er volstrekt in het Latijn te worden opgevoed. Daarna ging hij naar het college in Bordeaux om later rechten te studeren. Montaigne werkte als rechter en was tevens burgemeester van Bordeaux.
Na de dood van Boétie trok hij zich vaak terug in de toren van zijn kasteel om te schrijven. Omringd door boeken van de klassiekers en met spreuken van grote filosofen uit de oudheid op de balken van het gebinte.
Omdat hij al zoveel verdriet had doorstaan vanwege het verlies van zijn vriend en de dood van vijf van zes dochtertjes die hij kreeg, probeerde hij zich te oefenen in het stoïcisme.
Al schrijvend trachtte hij houvast te krijgen, te zoeken naar de vaste kern in zichzelf, zo legt de Nederlandse filosoof Joep Dohmen uit op de televisiezender Human. Maar zoals elke mens is Montaigne veranderlijk. Het gebrek aan standvastigheid maakte Montaigne sceptisch. Vandaag is weer helemaal verschillend van gisteren en morgen brengt weer iets nieuws en maakt dat ik anders denk, zo ervaarde hij.
Alles is tijdelijk. Meningen zijn dat ook. Hij verbeterde zichzelf nooit maar vulde soms wel zijn schrijfsels met nieuwe inzichten aan.
Montaigne zocht, aldus Dohmen, zijn eigen boven- en ondergrens. Die wilde hij al schrijvend aftasten om ze dan te aanvaarden en er in mildheid mee te leven.
Hij nam niets voor waar of vast aan en alles wat op zijn weg kwam werd aan nauwlettend onderzoek onderworpen. Montaigne bleef reizen, lezen en studeren.
Als hij op oudere leeftijd naar zichzelf terug keek, moest hij erkennen dat hij wel degelijk wijzer werd als resultaat van het blijvend zoeken. Echter zonder de wijsheid in pacht te willen hebben.
‘Que sais-je’ staat boven de ingang van het kasteel van de heren van Montaigne.
Er is geen weg
Montaigne schreef over al het denkbare dat op zijn pad kwam. Hij schreef zoals hij reisde, zonder uitgestippeld project.
‘Je kunt niet van de weg afwijken want die is er niet’, zo dacht hij erover. Je moet steeds dat volgen wat je interesse wekt.
In zijn geschriften spon hij echter een dun draadje van zichzelf naar de grote wereld. Dat is precies de reden waarom lezers zichzelf in zijn geschriften blijven terugvinden en waarom deze blijven inspireren voor de eigen zoektocht. De geschriften van Montaigne vormen een spiegel waarin je jezelf erkent, ook al omdat hij het dagdagelijkse wedervaren behandelt. Elke mens draagt de hele menselijke conditie in zich, zo schreef de filosoof.
Dat Montaige op zichzelf terug geplooid leefde, is zeker. Hij kwam er ook voor uit. ‘Iedereen kijkt voor zich uit maar ik kijk naar binnen.’
Die introspectie was in die tijd heel bijzonder en vormde een ommekeer in de filosofie. Tot dusver had die de wereld willen begrijpen.
Maar voor Montaigne was het naar binnen kijken niet vreemd, hij was een melancholisch type. Zijn lichaam en geest hadden de neiging om elk een eigen weg te gaan. Misschien zelfs zou zijn briljante geest naar de waanzin zijn afgegleden als de filosoof hem niet al schrijvend in bedwang had gehouden.
Montaigne nam dus zichzelf als onderwerp. Hij schreef over zijn uiterlijk, over het beheer van zijn landgoed, over het feit dat hij enkel liggend van seks kan genieten, over eten en drinken, het tijdstip waarop hij gaat slapen en de vreemde gewoonte van mensen om kleren te dragen. Ook gaat het over vriendschap en over angst voor de dood. En over moeilijk te benoemen en te vatten kleine schakeringen van gevoelens zoals bijvoorbeeld besluiteloosheid en pedanterie.
Achterkamertje
Montaigne leefde in een moeilijke tijd met godsdienstoorlogen en de pest. Zijn essays gaan dan ook over hoe goed te leven in een slechte wereld. Over hoe je zo menselijk, intelligent en gelukkig mogelijk kan zijn in een moeilijke omgeving. Over hoe onthecht te blijven in een sfeer van ijdelheid en hebzucht en aan sleur en fanatisme te ontkomen.
Zelf bleef hij trouw aan het katholiek geloof. Afgezien daarvan had hij geen zekerheden. Alles is relatief en letterlijk alles is de moeite waard om vanuit verschillende standpunten te bekijken, aldus Montaigne. Door zich in elk van de standpunten te verplaatsen, kon hij vijanden verzoenen.
Van gezichtspunt wisselen, is bijzonder leerrijk, meende Montaigne. Hij reisde veel en merkte de culturele verschillen op.
Ook de waarde van hogere klassen relativeerde hij. ‘Ook op de hoogste troon zit je op je eigen gat’, aldus Montaigne.
Evenmin achtte hij mensen ver boven dieren verheven. Alles en iedereen moest volgens hem met respect en vriendelijkheid worden bejegend.
Hoeveel inkijk hij ook gaf in zijn eigen ziel, toch maande hij mensen aan om een ‘achterkamertje’ te bewaren, een plek waar je dagelijks met jezelf in gesprek gaat alsof er niemand anders bestond. Zelfs voor je dichtste vrienden, je eigen vrouw en je trouwe bedienden mag je iets achterhouden. Je eigen ziel vormt goed gezelschap. Bovendien bescherm je je zo tegen verlies wanneer anderen wegvallen. Montaigne creëert een spanningsveld tussen openhartigheid en bij zichzelf zijn.
Menselijk lijden is nooit ver weg in de 16 de eeuw maar Montaigne handhaafde zich slim. Hij veroordeelde foltering, een toen banaal gebruik, en hij vluchtte voor de pest.
Van stoïcisme evolueerde hij naar epicurisme. Het pure plezier om te leven overviel hem steeds vaker en hij cultiveerde het door uitdrukkelijk op dat gevoel in te gaan.
Als je slaapt, moet je slapen, is zijn devies. Als je wandelt, moet je genieten van het landschap. ‘Dwalen mijn gedachten af dan breng ik ze terug naar mezelf en de zachtheid van de eenzaamheid.’
Société Internationale des Amis de Montaigne
[ad#ad3]