In de Verenigde Staten sloven beide presidentskandidaten zich uit om vrouwelijke kiezers voor zich te winnen. Een manier is om alvast te beloven veel vrouwen in hun ploeg op te nemen. Een van de vragen die ons daarbij bezighoudt is zeker: zal de wereld er vredelievender uitzien als meer vrouwen de macht uitoefenen?
[ad#ad1]
Vrouwelijke kiezers zouden wel eens de beslissende factor kunnen zijn in de nek aan nek race tussen de kandidaten voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Zowel de democraat en zittend president Obama als de republikeinse kandidaat Romney proberen zich positief naar vrouwen toe te profileren.
President Obama stelt dat zijn tegenkandidaat de toegang tot anticonceptiva zal afsluiten en bovendien tegen gelijk loon voor vrouwen is.
Romney van zijn kant benadrukt dat zijn politiek gunstiger voor vrouwen zal uitvallen en hij alvast op zoek is naar vrouwelijke medewerkers. Vrouwenverenigingen schoven hem, op zijn vraag, mappen toe vol met c.v.’s van gekwalificeerde vrouwen om aan zijn beleid mee te werken.
De Amerikaanse psycholoog en professor aan Harvard University Steven Pinker zal dat alvast een goede zaak vinden. Want in zijn vorig jaar verschenen boek ‘The Better Angels of Our Nature’ levert hij cijfers die aantonen dat het geweld in de wereld afneemt en hij schrijft die evolutie toe aan de invloed van vrouwen.
‘Over the long sweep of history, women have been, and will be a pacifying force. Traditional war is a man’s game: tribal women never band together to raid neighboring villages’.
Vrouwen hebben alle belang bij vredevolle omstandigheden waarin ze hun kinderen kunnen grootbrengen en er zeker van zijn dat hun genen tot de volgende generatie overleven, dat is evolutionair bepaald, aldus Pinker.
Het geweld blijft echter sterk aanwezig in die delen van de wereld waar de vrouwen ver van de politieke en maatschappelijke macht worden weg gehouden, zo meent de denker.
Harten en geesten winnen
Politicoloog John Nye is het volkomen met hem eens. Hoewel hij moet toegeven dat heel wat vrouwelijke politieke leiders het tegendeel doen vermoeden. Margaret Thatcher, Golda Meir en Indira Gandhi leidden in de twintigste eeuw hun landen wel degelijk naar de oorlog. Maar volgens hem handelden ze niet echt als vrouwen omdat ze in een door mannen gedomineerde wereld werkten en ze mannelijke waarden moesten aankleven om zich politiek te handhaven.
In het algemeen, zo stelt Nye, wordt aangenomen dat mannen overhellen naar de harde aanpak waar vrouwen eerder samenwerking, intuïtief begrip, en de zachte kracht van aantrekking en overtuiging hanteren.
De feminiene stijl zou goed tot zijn recht komen in de huidige kennismaatschappij die gekenmerkt wordt door minder hiërarchie en meer netwerken.
Zelfs de militairen hebben dat begrepen, aldus Nye. Er wordt minder geschreeuwd op trainingen. Soldaten verkiezen nu een soort van coaching in hun opleiding. De strijd tegen terroristen en de missies voor pacificatie vergen geen geweld maar wel het vermogen om de harten en de geesten te winnen.
Een vrouwelijke leiderschapsstijl is dus essentieel. Maar vrouwen vormen nog steeds een minderheid wegens praktische hinderpalen en regelrechte discriminatie, zo analyseert Nye hun positie. De onevenredigheid begint evenwel bij te trekken. En bovendien zullen niet enkel vrouwen de feminiene stijl moeten hanteren. Ook mannen moeten die toepassen.
Afhankelijk van de omstandigheden zullen zowel vrouwen als mannen op de zachte of de harde aanpak moeten mikken. Oorlog en vrede zullen in de toekomst afhangen van de mate waarin een mengeling van een vrouwelijke en mannelijke stijl in een verstandige strategie resulteert.
[ad#ad3]